Langs de provinciale weg van Heikant naar Koewacht vinden we bij St. Andries een tweetal met dennen begroeide zandheuveltjes. De aanwezigheid van deze "duintjes", zoals ze gewoonlijk worden genoemd, heeft al menigeen geïntrigeerd. Al in het begin van de achttiende eeuw moeten ze de mensen zijn opgevallen gezien een aanduiding ter plaatse "De heuvels" genaamd op een kaart van omstreeks 1718.
In 1914 toen daar een nieuw wegvak moest komen, trokken ze de aandacht van de toenmalige districtsingenieur van Zeeuws-
Om enig licht op deze zaak te kunnen werpen dienen we een hele poos terug te gaan in de ontstaansgeschiedenis van onze streek. Eertijds lag tussen Koewacht en St. Jansteen een strook nauwelijks ontgonnen zandgronden "De Wilde Landen van Stekenen". In feite werden deze gevormd door de bovenkant van een tamelijk hoge (+2.5 m NAP) dekzandrug. Op zijn beurt maakt deze rug deel uit van een stelsel min of meer evenwijdige ruggen die geleidelijk naar het noorden toe afhellen (zie fig.) Ze zijn tot 500 meter breed en het verschil in hoogte bedraagt niet meer dan een paar meter. De topografie (bovenkant) ervan is door verstuiving gevormd op het eind van de laatste ijstijd (Wurmglaciaal) tijdens de zogeheten "jonge Dryastijd” (± 8900 v Chr.) onder invloed van de toen overheersende zuidwestenwinden. Nadien, sinds het Praeboreaal (8100-
Op die manier kunnen op sommige plaatsen nieuwe windduinen zijn ontstaan. Na verloop van tijd werden grote delen buiten de invloedssfeer van het zeewater gebracht. Zo werden in het begin van de zeventiende eeuw Rieden-
In 1585 werden uit vermeend militair belang langs de Westerschelde, toen nog Honte geheten, de dijken doorgestoken. Grote gaten ontstonden en diepe geulen werden in de voorliggende polders uitgeslepen. Ook de dekzandruggen werden sterk aangetast door het watergeweld. Er werden bressen geslagen (o.a. Boschkreek) en er was afslag en erosie. Behalve door verspoeling door het zeewater vond er ook verstuiving van het dekzand plaats. Door het zoute water was op veel plaatsen vrijwel alle vegetatie afgestorven en kreeg de wind vat op het landschap, min of meer vrij spel om zo te zeggen.
De grote hoogteverschillen zouden verklaard kunnen worden vanwege de doorbraak van de Boschkreek. Het kunnen windafzettingen zijn, ontstaan na de inundaties: verstoven dekzand dus (geen zeezand). Het kan ten dele een kunstmatige verhoging zijn als gevolg van ophoping bij de afdamming indertijd van de Boschkreek. Combinaties tussen de drie genoemde mogelijkheden zijn eveneens mogelijk. Alle drie zijn te verdedigen doch ook aanvechtbaar. Dat ze al in 1718 met name worden genoemd zou meer op de eerste of tweede mogelijkheid kunnen duiden. Beschouwen we het dijkpatroon ter plaatse dan maakt ook de derde of een combinatie ervan met de tweede een goede kans. Vergelijken we de pleistocene hoogtekaart in van Rummelen (1965) met de topografische kaart dan valt er ook veel te zeggen voor mogelijkheid 1 of een combinatie van 1 en 2. Ondanks dat we niet met zekerheid kunnen zeggen wat nu de oorsprong is van deze duintjes, moet het toch zeker de moeite waard zijn hen verder te behouden in hun huidige toestand. Behalve een historische waarde hebben ze ook enig botanisch belang. Landschappelijk vormt het eveneens een fraai element. Het is daarom jammer dat de pogingen van "Het Zeeuwsche Landschap", dit terreintje in eigendom te verkrijgen tot nu toe op niets zijn uitgelopen. De ervaring heeft geleerd dat dergelijke gebiedjes het best beveiligd zijn als ze in handen zijn van een natuurbeschermingsorganisatie.
M.A. Buise
Bij de foto’s:
1. De ligging aan de Emmabaan te Koewacht
2. Gezicht als je vanuit Heikant komt
3. Kaart van Zeeuws Vlaanderen ongeveer 5500 v. Chr.
4. De pas gegraven sloot laat het mooie witte zand van het duin zien
5. Gezicht als je vanuit Koewacht komt