Toen na al dat oorlogsgeweld de rust min of meer was weergekeerd volgde een periode van herstel. Veel verloren land werd opnieuw bedijkt. Maar omdat het steeds machtiger wordende Frankrijk een nieuwe bedreiging begon te vormen, wilde men langs de grens met het nu Oostenrijks bezit geworden Vlaanderen een verdedigingslinie behouden. Deze moest niet alleen uit grotere en kleinere forten bestaan, maar ook uit een waterlinie die in geval van nood in werking kon worden gesteld. Dus mochten niet alle slikken te hoog opslibben en moesten nieuwe polders in oorlogstijd weer snel onder water kunnen worden gezet. Daarom werden op diverse plaatsen in wat nu Staats-Vlaanderen heette sluizen gebouwd die het overtollige polderwater konden afvoeren, maar zo nodig ook zeewater konden inlaten. Erg hoog hoefde dat water in de polders overigens niet te komen. Een halve meter was in militair opzicht ideaal. Voor platbodems was dat  te ondiep om te kunnen varen en de artillerie en infanterie liepen gegarandeerd vast in de modder of gingen roemloos kopje onder in onzichtbaar geworden sloten en grachten. Dat de oogst van de boeren maar weer eens verloren ging kon de Hoge Heren in het verre Holland uiteraard weinig schelen.

Om te voorkomen dat de vijand zo'n inundatiesluis zou veroveren en het water weer uit de polders zou laten wegstromen, waren ze altijd verdedigbaar vanuit één of meerdere forten of batterijen.

De Zwartenhoekse Zeesluis werd in gebruik genomen in 1789. Het imposante bouwwerk bevatte maar liefst drie sluiskokers. Bij eb drukte het overtollige polderwater de sluisdeuren open en het stijgende vloedwater sloot ze weer. Daarnaast konden de kokers met schoven of schuiven "definitief" afgesloten worden en zo de inundatie permanent maken. Dat laatste gebeurde bij de inval van de Fransen in 1795 en ook tijdens de Belgische Opstand werd - zonder veel succes overigens – geprobeerd een inundatie uit te voeren. In de jaren daarna volgden verwaarlozing en verval tot er uiteindelijk van de het bouwwerk nauwelijks meer iets zichtbaar was.

Gelukkig waren er desondanks toch mensen die er regelmatig op wezen dat, als er niets gebeurde, een belangrijk stuk cultuurhistorisch erfgoed voorgoed verloren zou gaan. Het had nog heel wat voeten in aarde voor het zover was, zo besloot Marc zijn betoog, maar in 2009 kon de schitterend gerestaureerde sluis heropend worden.

Daarna bekeken we eerst  het "zoete-" en daarna het "zoute front" van het complex. De zoete achterkant of polderzijde van de sluis is grotendeels uitgevoerd in baksteen en draagt het jaartal 1788. De zoute voorkant of zeezijde is bekleed met hardsteen en voorzien van het wapen van de Staten-Generaal met het jaartal 1789. Het doet wel een beetje eigenaardig aan ruim een uur lang te praten over “zeesluis” en “zoute zijde” terwijl die zee en dat zoute water in geen velden of wegen meer te bekennen zijn. Het geeft aan hoe dit landschap vele malen ingrijpend van uitzicht veranderd is.

Toen was de beurt aan Johan Thomas. Hij heeft in het verleden heel veel vrije tijd besteed aan het onderzoeken van de resten van het door overstromingen verdwenen Westdorpe en bracht ons naar de plaats waar dat was geweest. Omdat die locatie binnenkort verdwijnt onder de immense kassen van de glastuinbouw hebben er onlangs nog enkele proefopgravingen plaats gevonden. Ook deze leverden weer de nodige sporen van het verdronken dorp op. Maar voor ons was op deze plek toch maar weinig boeiends te zien. Dat was anders in Johans museumpje, dat ondergebracht is in het “meestershuis” van de voormalige dorpsschool. Niet alleen waren daar interessante vondsten uit Oud-Westdorpe te bewonderen, maar ook talloze zaken uit het recentere verleden. Veel van wat nog geen honderd jaar geleden met het leven en werken in een Zeeuws-Vlaams dorp te maken had, was hier door Johan samengebracht. Tot de verbeelding van sommigen sprak vooral het feit dat Westdorpe indertijd 82 café’s telde en maar liefst 3 brouwerijen bezat. Dat er in dat opzicht nu wel het een en ander  veranderd is merkten we toen we naar het nabij gelegen " 't Oude Raedhuys" liepen om er wat te gaan drinken. De zaak was gesloten. Maar geen nood. Aan de rand van het dorp lag nog de bij sommigen van ons bekende "Baeckermat" en daar hebben we dan nog een uurtje op het terras doorgebracht, genietend van het prachtige zomerweer en pratend over wat we deze middag gezien en gehoord hadden.


Mark Zwartelé, Werkgroep Archeologie Hulst

De Zwartenhoekse zeesluis / Oud Westdorpe

Het kon gewoonweg niet mooier: zomerse temperaturen, tafel en banken in de schaduw van hoge populieren met uitzicht op de sluis en onder het genot van het door Fred en Georgette meegebrachte bier luisteren naar de uitleg van Marc Buise over de geschiedenis van dit fraaie bouwwerk.

Het verhaal van de sluis  begon met de ondergang van het noordvlaamse landschap tijdens de Tachtigjarige oorlog. Zowel Spanjaarden als Staatsen leerden vrij snel het water als offensieve en defensieve bondgenoot te gebruiken en zetten dus aan de lopende band uitgestrekte landerijen onder water. Wat de plaatselijke bevolking daarvan vond deed weinig of niets ter zake. De belangen van de Koning van Hispanje en de veldheersroem van figuren  als Maurits en zijn halfbroer Frederik Hendrik gingen nu eenmaal boven die van de  talloze Vlaamse boeren die door deze activiteiten volledig geruineerd werden.


Bij de foto's:

1. De Zwartenhoekse zeesluis in al zijn glorie.

2. Marc Buijse vertelt de geschiedenis van de sluis.

3. Een kijkje vanaf de loopbrug.

4. De waterloop door de sluis.

5. Op de plaats waar Oud Westdorpe gelegen heeft.     Johan Thomas geeft uitleg over zijn jarenlange     opgravingen in en rond Westdorpe.

6. In het museum "Oud Westdorpe".