Inleiding
Majolica is een verzamelnaam voor een speciaal soort aardewerk uit verschillende landen en tijden. Het is aardewerk dat bedekt werd met een zachtglanzend warmwit tinglazuur met daarop meestal een kleurrijke tekening.
Tijdens de opgravingen "Onder de toren" en "Bierkaai 2" zijn mooie stukken gevonden. Opvallend hierbij is dat de kleuren niet zijn aangetast door de zuren in de grond waar ze toch enkele eeuwen in hebben gezeten.
De techniek
Interessant is de techniek die in de loop der eeuwen is ontwikkeld. We kijken eerst even naar de pottenbakker. De klei die hij gebruikte kon verschillende kleuren hebben. Zat er veel ijzer in, dan werd de biscuit (=ongeglazuurd baksel) rood; we spreken dan van terra cotta. Kalkrijke klei kwam geel of wit uit de oven. Na het bakken werden de voorwerpen grondig gereinigd. Het vuur brandde immers in de oven bij de baksels en veroorzaakte zodoende rook-
Gemengd met voldoende water bracht men dit op de biscuit aan door middel van spatten, kwasten of dompelen. Omdat tinglazuur erg duur was, beperkte men zich meestal tot het bedekken van de voorkant of de buitenkant. De onderkant of de binnenkant werd dan met het veel goedkopere loodglazuur behandeld. De man die het wit aanbracht werd witgever genoemd. Hij gebruikte een houten ton waar de halve voorkant van was afgezaagd. In de onderste helft zat het witglazuur. Hij spatte met een kwast op de voorkant van het bord of de schotel.
Eddy Verschraegen
Werkgroep Archeologie Hulst
Na het drogen van de scherf werd het glazuur aangebracht. Het praktische nut hiervan was dat het voorwerp waterdicht werd. Zodoende kon men er vloeistoffen in bewaren of in koken.
Tot in de late Middeleeuwen gebruikte men hoofdzakelijk loodglazuur. Dit was een transparant glazuur op basis van o.a. loodoxide. Wilde men kleur aanbrengen dan gebruikte men slib van verschillende kleuren of metaaloxiden. Sinds de 15e eeuw werd er steeds meer tinglazuur gebruikt.
Nadat alles weer was opgedroogd, werd de tekening aangebracht . Als hulpmiddel werd hiervoor een prikpapier of prikvorm en houtskoolpoeder gebruikt. Met een naald was de omtrek in het papier geprikt. Het poeder werd voorzichtig door de gaatjes gewreven en zodoende verschenen de contouren op de witte ondergrond. Met een langharige kwast en kleurglazuur werd de voorstelling geschilderd. Soms werd alles nog bedekt met een dunne laag loodglazuur. De decoraties kregen daardoor een diepere glans. We noemen dit kwaarten. Na het drogen kon de oven worden volgestapeld. Om te voorkomen dat de voorwerpen aan elkaar zouden plakken werden er proemen (steunen met 3 punten) tussen gezet. De afdrukken van deze triangels vind je dan ook terug op de majolica voorwerpen. Midden 17e eeuw ging men gebruik maken van vuurvaste cassettes. Dit waren een soort aardewerken bakpannen, aan de zijkant voorzien van gaten. Hierdoor werden vuurvaste pennen gestoken waarop de te bakken voorwerpen werden geplaatst. Afdrukken van deze pennen kunnen we soms terugvinden in het gesmolten glazuur.
Een stukje geschiedenis:
De Chinezen gebruikten in de 8e eeuw al tinglazuur voor hun porselein. Via Perzië kwam deze techniek richting het westen. Toen de Moren Spanje veroverden brachten zij de tinglazuurtechniek mee naar Europa. Zodoende ontstond daar in de 12e en 13e eeuw een bloeiende aardewerkindustrie. De producten werden geëxporteerd naar heel Europa. Majorca was de belangrijkste overslaghaven voor het Spaanse aardewerk. Hiervan is ook de naam majolica afgeleid. Italië volgde het voorbeeld van Spanje en overal ontstonden fabrieken. Uit deze tijd stamt de naam faience als aanduiding voor producten met tinglazuur. Het is afgeleid van de stad Faenza in Italië.
Oude geschriften duiden dit aardewerk soms aan met de term straetgoed omdat het via de Straat van Gibraltar naar hier werd vervoerd.
Majolicaschilders waren in 1442 al lid van het Antwerpse St. Lucasgilde. Dat wil zeggen dat ook in deze stad majolica geproduceerd werd. In de 16e eeuw verplaatst de aardewerkindustrie zich naar de Noordelijke Nederlanden. Na 1600 brachten Portugese schepen massa's Chinees porselein naar Europa. Hun typische schepen (caraques genoemd) brachten ruimen vol deze kant op. Wij hebben hier de benaming kraakporselein (caraque-
De Chinezen gebruikten bijna uitsluitend blauw vanwege de hoge baktemperatuur van het porselein. Dit Chinees blauw werd hier de modekleur en de Hollanders gingen het vakkundig namaken. Na de dood van keizer Wan-
Nu we deze grondbeginselen kennen gaan we ons verder concentreren op Majolica. Laten we eens kijken hoe men het warme wit voor de ondergrond vervaardigde:
Allereerst werd het masticot gemaakt. Deze term komt van mezzacotto wat halfgebakken betekent. Men mengde zand, zout, soda, lood-
Bij de foto’s:
1. Schotel (fragment), ruiter te paard, blauw en geel op wit (Bierkaai, Hulst)
2. Bord, edelman, blauw op wit, proemen (Bierkaai, Hulst)
3. Kom, Blauw, geel en mangaan op wit (Onder de toren, Hulst)
4. Bord met spreuk: “gij manne fijn”, blauw op wit (Bierkaai, Hulst)
5. Zalfpotje, wit tinglazuur (Onder de toren, Hulst)
6. Albarello (klein formaat), wit tinglazuur (Onder de toren, Hulst)
7. Kom, wit tinglazuur (Onder de toren, Hulst)
8. Bord met hond, blauw, groen, rood en geel op wit (Onder de toren, Hulst)
9. Schotel met drinker (fragment), geel en mangaan op wit, proemen.
10. Schotel, blauw op wit (Bierkaai, Hulst)
11. Schotel (fragment), ruiter te paard, blauw en geel op wit (Bierkaai, Hulst)