Bij de foto's:

1. Prehistorische jager.

2. Pleistocene zandrug in Saeftinghe

3. Speerpunt en schraper

4. Zeeland 9000 jaar geleden

5. Saeftinghe bij laag water



Mark Zwartelé

Werkgroep Archeologie Hulst

Jagers-verzamelaars uit de steentijd

Het is ook deze hindernis geweest die de Schelde lange tijd dwong om via het doorbraakdal van Hoboken noordwaarts te stromen en zijn water af te voeren naar de Rijn-Maasvallei. Pas heel veel later zou de rivier zijn weg kiezen via de huidige Oosterschelde en nog geen duizend jaar geleden is de Schelde na de doorbraak van de Rilland-rug gaanderweg de loop van de Honte gaan volgen.


De klimaatsverbetering die op het einde van die laatste glaciaal inzette had grote gevolgen voor flora en fauna. De nagenoeg boomloze toendra verdween. Eerst namen de berken in aantal toe, vervolgens de dennen. Dan volgden de hazelaars en andere loofbomen zoals eik, linde, iep en es. En in vochtige gebieden verscheen de els.

Het rendier werd opgevolgd door eland, oerrund, paard, everzwijn, edelhert en ree. Pelsdieren als otter en bever vestigden zich in rivieren en moerassen. En vogels uit het hoge noorden kwamen hier nu overwinteren.


Als gids in het Verdronken Land van Saeftinghe ben je een groot deel van het jaar bezig met het rondleiden van bezoekers door dit unieke natuurgebied.

Maar als het winterseizoen aanbreekt en het aantal excursies beduidend minder wordt, breekt de tijd aan om er alleen of met een kameraad op uit te trekken. Het landschap ziet er dan desolater uit dan ooit, de dorre vegetatie kleurt bruin in talloze tinten en in de vlakte van de IJskelder snijdt soms een vinnige, koude noordoostenwind in je gezicht. Bij langdurige vorst stapelen de ijsschotsen zich op in de geulen en wordt elke stap er doorheen een waagstuk. Zo wordt  iedere tocht een avontuur dat bovendien je kennis van het gebied op vele manieren vergroot.

Resten van verdwenen dorpen bv. liggen allemaal buiten de vaste excursieroutes en kunnen nu dus  wel met een bezoek vereerd worden. Niet dat er gerekend moet worden op spectaculaire vondsten - de meeste liggen begraven onder dikke modderlagen - maar het geeft toch altijd een speciaal gevoel over de locatie van zo'n verdwenen nederzetting heen te lopen.

Heel bijzonder vind ik de plek - ruim twee uur lopen vanaf de zeedijk - waar aan de rand van de Turfbanken de top van een pleistocene zandrug enkele keren per jaar boven water komt. Dit gebeurt alleen bij zeer laag tij en bovendien moet de wind nog meewerken door stevig uit het noordoosten te waaien.

eze zandrug is ontstaan tijdens de laatste ijstijd en strekt zich vanaf Gistel bij Brugge  via het grensgebied tussen Belgisch- en Zeeuws-Vlaanderen uit tot onder Rilland en Tholen.


Ik vind het telkens weer een bijzondere ervaring rond te lopen op een plek waar zoveel duizenden jaren geleden mensen hun bivak voor kortere of langere tijd hebben opgeslagen. En waar ze hebben gegeten, geslapen en plannen hebben gemaakt voor de volgende jachtdag.

Maar na een half uurtje toeven keert het tij en komt het water van de rivier langzaam maar zeker weer terug. En wist mijn voetstappen in het natte zand net zo onherroepelijk uit als die van de jagers uit de steentijd. Dan rest mij  niets anders dan de lange mars terug naar de verre, veilige dijk.



De jagers-verzamelaars die onze streken bevolkten, pasten zich goed aan deze veranderende omstandigheden aan. Ze bleven leven in groepen van 25 tot 50 personen, maar hoefden niet meer met de zich voortdurend verplaatsende rendierkudden mee te trekken om in hun levensonderhoud te voorzien. Ze beschikten nu immers over een eigen jachtgebied.

Elke groep bezat een  basiskamp en een aantal seizoenskampen waar men  in een vast patroon langs trok. Er was beslist geen sprake van dat men zomaar op goed geluk wat rond zwierf.  Wel kon een groep zich tijdelijk opsplitsen in een aantal afzonderlijke families, die dan in kleinere kampementen woonden. En ook kwam het voor dat afzonderlijke jagers tijdens meerdaagse tochten in kleinere bivakken overnachten.

In zo'n kampement werd de jachtbuit verwerkt en  kapotte of beschadigde wapens zo nodig vervangen of hersteld. Vooral deze laatste activiteiten leverden altijd een aanzienlijke hoeveelheid vuursteenafval op in de vorm van o.a. talloze afslagen.

Op die zandrug in Saeftinghe heeft zo'n kampplaats gelegen,  maar is in latere tijden onder een dik veenpakket verdwenen. En dat veen is weer later met een kleilaag bedekt.

Dat de plek toch ontdekt kon worden is in de eerste plaats te danken aan de vele grote zeeschepen die er op enkele tientallen meters afstand langs varen en met hun reusachtige boeggolven grote brokken veen uit de turfbanken losbreken waardoor de top van  zandrug meter na meter vrij komt. Oplettende gidsen ontdekten er al spoedig het bijzondere van in de vorm van talloze stukjes vuursteen die uit het zand te voorschijn kwamen. Zelfs de sporen van enkele haardkuilen waren tijdelijk zichtbaar tot ze door de golfslag verspoelden.