Spitdrager en vetvanger

Spitdrager of vuurbok

Je hebt een haas, konijn of fazant geschoten of gevangen en wil deze boven een vuurtje garen. Het mag natuurlijk ook een kip of een ander stuk vlees zijn. Je neemt een ronde ijzeren pin en spiest daar het beest op. Nu heb je nog een gloeiend vuurtje nodig met aan weerskanten een steun om de pin op te leggen. Af en toe even draaien en wat is er lekkerder dan een stuk geroosterd vlees.


We willen het hier hebben over de twee steunen aan weerskanten van het vuur. Deze worden spitdrager, vuurbok of braadspitoplegger genoemd. Het gewone volk in de Middeleeuwen had niet veel te makken en zal daarvoor een paar bakstenen hebben gebruikt. Wie echter iets meer te besteden had kon zich twee chique spitdragers of vuurbokken permitteren. Hoe rijker hoe mooier versierd en natuurlijk hoe duurder.


We hebben bij opgravingen aan de “Visbrug” in 2017 een gedeelte van een spitdrager gevonden. Het betreft een hoekfragment van 125x135x53 mm en weegt 1005 gram. We zien dat deze gemaakt is van roodbakkend aardewerk. Vaak werden deze in pottenbakkerijen, maar soms ook in steenbakkerijen gefabriceerd. Aan de voorzijde is een patroon van lijnen en putten aangebracht. De putten zijn even groot met een doorsnede van 15 mm en een diepte die varieert tussen 10 en 17 mm. Waarschijnlijk zijn deze putten gestempeld met een rond voorwerp; een stokje of zo. Het patroon lijkt te zijn opgevuld met een witbakkende klei. Mogelijk is het gehele oppervlak met een dunne laag klei bedekt geweest, maar is deze laag alleen behouden gebleven in de diepere sporen. Aan de linker bovenzijde is nog een deel van een doorboring voor een ronde metalen stang aanwezig.



Spitdrager roodbakkend (fragment mooiste kant)

Spitdrager roodbakkend (fragment met doorboring boven)

Bij opgravingen aan de “Bierkaai” in 2011 hebben we ook al een stuk van een vuurbok gevonden. Dit fragment van is prachtig versierd met geometrische motieven. Het is gemaakt van geelbakkende klei. De versiering bestaat uit een combinatie van door “Kerbschnitt” en krassen aangebrachte patronen. Het geheel is veel drukker en abstracter dan bij het eerder besproken exemplaar. Aan de bovenkant zie je nog duidelijk de ronde doorboringen waar de ijzeren pin werd opgelegd of doorgestoken. Omdat het fragment niet compleet is weten we niet hoe hij er precies heeft uitgezien.

Vuurbokken van bouwkeramiek zijn in essentie middeleeuws, in Utrecht verschijnen ze vanaf de 13de eeuw en in Engeland al in de 12de eeuw en blijven in gebruik tot in of na de 15de eeuw.


Vetvanger

Om te voorkomen dat tijdens het braden vet op de vloer of in het vuur druipt, werd er onder het spit een vetvanger neergezet, een grote rechthoekige schaal met aan één kant een schenktuit en aan de andere kant een oor. De schaal werd namelijk met de kant van de tuit in het vuur gezet, alleen aan die kant zit ook een pootje onder de schaal, zodat het vet vloeibaar bleef. Aan het oor kon de schaal met een pook uit het vuur worden getrokken en wanneer de schaal buiten gebruik was, kon je ze eraan ophangen.



De term “Kerbschnitt” is afkomstig uit de Duitse houtsnijkunst. Een oude volkskunst die vooral in de wintermaanden wordt uitgeoefend, omdat de mensen op het platteland dan weinig anders omhanden hebben. Met behulp van beitels, gutsen en allerlei mesjes worden er uit stukken hout geometrische figuren gesneden. Je ziet hiernaast enkele voorbeelden.