Op drie januari vertrok een kleine expeditie – met inbegrip van twee leden van de Werkgroep -  onder leiding van Hans Jongepier ( SCEZ ) richting "de Noord" met als doel het nu officieel opgraven van de resten van wat vermoedelijk een vuurboet of vuurbaak  was geweest.

Na een korte tocht door de modder werd de locatie bereikt. Door de werking van het getij eroderen de schorren op deze plek erg en daardoor komt de middeleeuwse leeflaag te voorschijn. De oorspronkelijke kavelverdeling is aan de hand van slootresten goed te zien. Verder liggen er uiteraard veel potscherven, maar ook funderingsresten komen van tijd tot tijd te voorschijn.

De plaats van de mogelijke vuurboet werd gemarkeerd door een flinke berg kloostermoppen. Nadat het losse materiaal was verwijderd kwam een cirkelvormige fundering te voorschijn. Deze was anderhalve steen breed en twee tot drie stenen hoog. Opvallend was dat de meeste stenen "half" waren en dat er geen mortel gebruikt was. In de cirkel lag een vrijwel compleet vloertje, eveneens van baksteen. Sporen van brand, d.w.z. roet of asresten werden niet gevonden.

Nu was een vuurboet een primitieve voorloper van de latere vuurtorens. Ze dienden dus voor het beveiligen van de scheepvaartroute door middel van een vuur- of rooksignaal. Er moeten er langs onze kusten meerdere gestaan hebben, maar er is weinig over bekend en nog minder van terug gevonden. De enkele afbeeldingen die bekend zijn tonen aan dat het soms een niet al te hoog rond of vierkant stenen bouwwerk betrof waarop een vuur gestookt werd.  Vaak stond er dan een schuurtje bij waarin de brandstof ( turf, hout, kolen of pek ) bewaard werd. Ook een eenvoudige woning voor de "vuurtorenwachter" behoorde tot de mogelijkheden. Daarnaast kende men het systeem waarbij een met brandstof gevulde ijzeren korf aan een beweegbare mast werd opgehesen om zo de zeelui bij nacht en ontij de weg te wijzen.

Of de gevonden resten inderdaad van een vuurboet zijn is ook na deze opgraving niet helemaal zeker. De locatie aan de rand van de belangrijke vaarroute naar Antwerpen en het feit dat op een uit 1745 daterende kaart van Hattinga op deze plaats "Lantaren van Saeftinghe" vermeld staat doet dit wel vermoeden. Hoe het ding er precies heeft uitgezien, wie de opdracht tot de bouw heeft gegeven en door wie het vuur werd onderhouden zal echter wel nooit achterhaald worden.

Dat de voor de fundering gebruikte kloostermoppen bijna allemaal gebroken zijn wijst er op dat het om hergebruikt materiaal gaat. En omdat het in de 16e eeuw verdwenen kasteel van Saeftinghe ook in deze omgeving gestaan moet hebben is het verleidelijk te veronderstellen dat de stenen daarvan afkomstig zijn. Maar ook dat blijft giswerk.


Mark Zwartelé, Werkgroep Archeologie Hulst

Een vuurboet in Saeftinghe